We staan stil.
Het is vreemd maar echt waar. De auto wil niet
verder. Maarten heeft een oplossing: ‘Als je terugloopt naar die winkel en
benzine haalt, kunnen we verder.’ Arjen en Mark weten dat het iets
ingewikkelder ligt en Arjen struikelt over zijn woorden in de haast om allerlei
raadgevingen te spuien. De auto rijdt er echter geen meter meer door.
Ik graaf in mijn tas en diep de vrijwel nooit
gebruikte mobiele telefoon op. Nog geen kwartier later staat opa bij ons. Oma
en de jongens kunnen terug naar huis. Mijn vader en ik wachten op de
wegenwacht, die gelukkig heel vlot komt. De man heeft de diagnose zó gesteld:
gebroken distributieriem en waarschijnlijk flink wat gevolgschade. Hij sleept
ons naar een garage en dat is dat.
Het uitstapje gaat door in de auto van opa en oma.
En we komen ook heus wel thuis. Ja, in de auto van opa en oma. Maar dan? Een
dure reparatie en zeer binnenkort een eveneens dure grote beurt (nieuwe banden,
nieuwe uitlaat) is te veel eer voor een elf jaar oude auto. We schrapen onze
spaarcenten bij elkaar en gaan op zoek naar een nieuwe. De jongens mogen mee
voor de proefrit. Ja, de auto rijdt goed. Ja, ze passen prima met z’n drietjes
op de achterbank. Ja, de kleur is oké – vindt Maarten, wiens lievelingskleur op
dit moment groen is. We doen het.
Nog geen week
later kunnen we de auto ophalen. Arjen roept al die tijd dat we een geweldige
nieuwe auto krijgen. Ondertussen wil hij wel met papa mee naar de oude auto om
alle spulletjes er uit te halen. Ik moet alle fotoboeken nakijken of we wel
foto’s hebben van de oude auto. En op de ‘grote dag’ weet hij het zeker: geen
enkele auto is zo geweldig als de oude! Hij hoeft de nieuwe niet meer en weet
dat overtuigend – met stampvoeten, schreeuwen en bovenal tranen – te brengen.
Het duurt twee dagen. Dan is groen toch wel mooi en zijn al de nieuwe snufjes
geweldig. ‘Mama, mag ik de auto opendoen? Alsjeblieft?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten