Maarten heeft geen
zin in deze dag. Het is al duidelijk als hij met een zielig snoetje bij me in
het grote bed kruipt. Nog dichter dan anders moet hij bij me liggen, nog
steviger dan anders knelt hij zijn armen om me heen, nog dieper zijn de zuchten
die hij slaakt. Maarten heeft geen zin.
Mijn geduld raakt op en ik word boos. Ik geef hem
duidelijk te kennen wat hij nu – en vooral NU – moet doen. Als hij dan net doet
alsof ik er niet ben, ga ik dom genoeg schreeuwen. Hoe kun je omgaan met één
brok onwil?
Uiteindelijk belanden we toch op school. Maarten
gaat slof-slof-slof naar binnen. Hij doet zijn rugzak af en kijkt rond. Ik zie
de paniek in zijn ogen groeien. Waar moet de rugzak heen? Hij staat vlak voor
de mand waar al het hele schooljaar de rugzakken in staan, maar hij weet het
niet.
Juf heeft niets in
de gaten. Ze heeft het druk, want er zijn vandaag maar liefst vier nieuwe
kinderen en een stagiaire. Als ik dat hoor gaan er duizend lampjes branden in
mijn hoofd. Ondanks mijn handicap zit ik meteen op mijn hurken voor mijn
vijfjarige zoon. Al zo groot en nog zo klein. En autistisch. ‘Ach lieve schat,
wist jij dat er vier nieuwe kindjes zouden komen vandaag?’ Met een beteuterd
snoetje knikt hij ja. Samen zetten we zijn rugzak in de mand, ik help hem met
zijn jas en houd daarna zijn knuistje stevig vast. We kijken naar de nieuwe
kindjes en natuurlijk vind ik ze er reuze aardig en lief uitzien en worden het
vast fijne vriendjes. En voor de duizendste keer neem ik me – waarschijnlijk
vergeefs - voor om een volgende keer nog langer mijn geduld te bewaren!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten